Deze techniek wordt gebruikt indien er te weinig huid aanwezig is om een borstimplantaat te kunnen plaatsen. In een dergelijk geval kan men de huid langzaam oprekken. Dit is te vergelijken met wat gebeurt met de huid van de buik bij een zwangerschap. Tijdens een eerste ingreep wordt via het litteken van de mastectomie een lege ballon (expander) ingebracht. Deze kan met behulp van een ventieltje week na week worden gevuld met zout water zodat de huid ter hoogte van de borst wordt opgerokken. Dit vullingproces kan week na week op de raadpleging worden uitgevoerd.
Het bijvullen van de ballon gaat gepaard met een beperkt spanninggevoel, doch is niet echt pijnlijk. Afhankelijk van de grootte van de borst zullen hiervoor meerdere weken tot maanden dienen te worden uitgetrokken. Eens er voldoende huid aanwezig is, zal men tijdens een tweede korte operatie de ballon vervangen door een borstimplantaat (zie verder). Soms wordt er ook gewerkt met een ‘definitieve’ expander. Deze ballon dient niet vervangen te worden. Deze techniek is enkel bruikbaar bij huid, die van goede kwaliteit is en in de regel niet bestraald werd. Het voordeel van deze methode is dat men een borst kan reconstrueren met twee korte ingrepen zonder bijkomende littekens te veroorzaken. De nadelen bestaan uit het feit dat er twee operaties noodzakelijk zijn met een lange tijd tussenin. Bovendien vergt het een hele inspanning van de patiënte om de expander wekelijks te laten opblazen. Daarnaast zijn de nadelen en mogelijke verwikkelingen die beschreven werden met een borstimplantaat, ook van toepassing op deze techniek